In de serie najaarswebinars van het Mutual Gains Netwerk sprak Hans van Zijst afgelopen maand over de rol van bestuurders in participatieprocessen en over de wijziging die de Omgevingswet gaat brengen in hun rol. Co-referenten Martien Kuitenbrouwer en Paul Manders gaven hun eigen visie op het thema.
De wethouder als bron van de participatieopgave
Wethouders zijn politiek verantwoordelijk voor participatie van inwoners en andere belanghebbenden bij beleidsontwikkeling en -uitvoering in hun gemeente. Het is immers het dagelijks bestuur (B&W) dat verantwoording dient af te leggen aan de raad, maar ook aan bewoners en bij beroepszaken aan de bestuursrechter. In die zin kan je de wethouder zien als de bron van de participatieopgave, ook als de participatieleider wordt ingekocht bij een extern bureau.
De bestuurlijke aansturing van zo’n opgave vindt plaats op twee manieren: algemeen en specifiek. Veel gemeenten hebben reeds een algemene vorm van geschreven participatiebeleid. Deze biedt een houvast voor B&W, maar ook voor gemeenteraden, om in hun toetsende rol in een individueel geval de door de wethouder toegepaste participatie te beoordelen. Wellicht ook voor de bestuursrechter als deze de zorgvuldigheid van het optreden van het bevoegd gezag moet toetsen. Daarenboven is het belangrijk dat de participatieleider een specifiek mandaat meekrijgt van de wethouder, waarin onder meer het doel van de participatie helder wordt. Dus niet participatie omdat het moet, maar een proces dat ruimte biedt voor belanghebbenden om niet alleen te reageren op het ambtelijk voorstel, maar ook ruimte om zelf ideeën in te brengen. Door daar veel explicieter over te zijn, wordt er aan de voorkant scherper nagedacht over de participatieruimte en kan de inzet van participatiemiddelen in overeenstemming worden gebracht met die ruimte.
Is er geen ruimte voor aanpassingen van het voorstel dan moet je dus ook geen groots proces optuigen, want dat zal alleen maar teleurstellingen en verwijten opleveren. De rol van de wethouder is om die ruimte te duiden en om bij de maatschappelijke partners en medeoverheden aan te geven hoe het participatieproces op passende wijze wordt ingericht. Het is ook aan de wethouder om de randvoorwaarden mee te geven, inclusief het moment waarop zijn/haar persoonlijke betrokkenheid weer aan de orde is. Daarmee krijg je het mandaat dat nodig is om aan de slag te gaan binnen de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de wethouder. Het mandaat is het kader waarbinnen je opereert. Wethouders moeten vervolgens wel durven loslaten, ook al houden ze niet van verrassingen.
Valkuilen Hans schetste vier valkuilen voor bestuurders:
Direct contact tussen participatieleider en wethouder is niet in elke gemeente de cultuur. Daar zitten soms managementlagen tussen die zichzelf erg serieus nemen. Maak dus afspraken met leidinggevenden over directe contacten met de bestuurder; meld ze vooraf en indien dat onverhoopt niet lukt, achteraf. Wees er transparant over.
Verliefd op de eigen oplossing! Eerst dient de probleemopgave ter discussie te komen en niet meteen al de in gemeentelijke kring bedachte oplossing. Burgers reageren graag op een voorstel, maar als nut en noodzaak ter discussie komen, blijkt er toch een stap te zijn overgeslagen. Wat is hier eigenlijk het probleem, en voor wie? Belangenorganisaties hebben vaak wel een voorkeur om eerst het probleem nader te analyseren alvorens tot oplossingen te komen.
Bestuurders hebben vaak een hele entourage (in sommige kringen ‘de kraag’ genoemd) om zich heen met strategen, bestuursondersteuners, communicatieadviseurs en vertegenwoordigers van hun politieke partij, die -vaak niet gehinderd door directe betrokkenheid bij de participatieopgave- gevraagd en ongevraagd advies geven aan de bestuurder. Breng dit in kaart, benoem het, ook richting bestuurder en probeer hen in het proces een transparante rol te geven in plaats van hun buitenboordmotorgeronk te dulden. Investeer in de kraag.
Voorspel niet wat de bestuurder zal vinden! Trap niet in de valkuil dat je aan een belanghebbende voorspelt wat de bestuurder gaat vinden van een idee of zienswijze. Een bestuurder heeft veel meer aan zijn/haar hoofd dan jouw dossier en zal afwegingen moeten maken, ook richting B&W en richting raad, over wat prioriteit heeft en hoeveel arena’s hij/zij tegelijk aan kan. Beloof alleen wat je zelf gaat doen, namelijk het voorstel ter kennis van de wethouder brengen, maar beloof niet wat hij/zij er vervolgens van vindt.
De Omgevingswet De Omgevingswet nodigt initiatiefnemers uit om zelf de participatie ter hand te nemen. Wil je iets aan je woning veranderen dan vragen gemeenten nu al om eerst met je buren te gaan praten; wil je een veld zonnepanelen, praat met de omwonenden! Die informatie is onderdeel van de aanvraag en zal door het bevoegd gezag worden getoetst. De wethouder gaat er dus naar de intentie van de wetgever niet langer zelf over en dat zal ook even wennen zijn. Wat doe je bijvoorbeeld als de initiatiefnemer aangeeft dat 80% van de bewoners geen probleem heeft met zijn initiatief en 20% wel. De toekomst zal het ons leren, zeker nadat we wat Raad van State zaken hebben gehad over de wijze waarop de verantwoording over de participatie is ingevuld. Dan zal het inmiddels wel 2024 zijn, schat Hans in; het belooft een interessante periode te worden.
Tot slot In de discussie brachten Martien Kuitenbrouwer (Public Mediation) en Paul Manders (P2) hun persoonlijke ervaringen in. Daarbij werd ruim stilgestaan bij de rol van de ‘kraag’, die kennelijk heel herkenbaar is in de interactie met wethouders. Ook werden verwachtingen over de nieuwe dynamiek onder de Omgevingswet besproken. Met dit webinar werd de najaarsreeks van het Mutual Gains Netwerk afgerond. We kijken uit naar een nieuwe serie in 2022.