Prinsjesdag blijft voor velen van ons een interessant moment in het jaar. Natuurlijk vooral vanwege alle prachtige hoeden, kostuums, het optreden van onze Koning etc. Maar ook vanwege het politieke schouwspel daaromheen. Het uitlekken van de miljoenennota, het positie innemen van politieke partijen, de inhoudelijke keuzes voor ons land. Dit jaar was daar geen uitzondering op. Wat heet, want met dit voorproefje van het nieuwe kabinet beloven het interessante tijden te worden. Een bijzonder boeiend element dit keer kwam voor mij uit de hoek van het concept transparantie. Inzet; een vermeende asielcrisis. Bijzonderheid; de reactie van het ambtelijke apparaat. En dan eigenlijk niet de reactie zelf, of het feit dat deze lijnrecht in lijkt te gaan tegen de keuze van de bestuurders, maar dat deze reactie toch werd gedeeld met het brede publiek. Je kunt er veel van vinden, maar transparant is het wel.
Transparantie blijft een ingewikkeld, maar ook interessant begrip. Het wordt, ook in politiek Den Haag, vaak gebruikt als soort wondermiddel. Hoe meer, hoe beter. Dat heeft te maken met controle en afrekenbaarheid, maar hopelijk ook met vertrouwen. Vertrouwen in de overheid en vertrouwen in de politiek. Voor de partij NSC ongetwijfeld een belangrijk element in de nieuwe bestuurscultuur. In het licht van de vermeende asielcrisis deed mij dit denken aan een artikel van de Vries (2017) in het Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie met de naam ‘De complexe verhouding tussen transparantie en vertrouwen in toezicht’. Zij stelt daarin dat “Waar vaak de veronderstelling is dat meer transparantie van toezichthouders automatisch leidt tot meer vertrouwen, zou de conclusie eerder moeten zijn dat transparantie het vertrouwen in de toezichthouder in positieve en in negatieve zin kan beïnvloeden. Er kunnen zich bovendien situaties voordoen waarin meer transparantie bijdraagt aan het vertrouwen in de integriteit van de toezichthouder, maar tegelijkertijd het vertrouwen in de deskundigheid afneemt.” Ook onderzoek van Fung en Weil (2010 - Open Government and Open Society) laat zien dat transparantie in de VS juist leidt tot buitensporige aandacht voor het falen van de overheid, wat daarmee het beeld van de incompetente en corrupte overheid bevestigt. Mijn vertaling daarvan is dat het delen van informatie in principe positief is, want je handelt integer. Maar als die informatie vervolgens laat zien dat je acties wellicht niet zo deskundig zijn als men had gehoopt, er wellicht ook een negatieve impact is op vertrouwen in die deskundigheid.
Terug naar de week van Prinsjesdag. Hierin ging het, in het licht van een vermeende asielcrisis, om het delen van het advies van het ambtelijk apparaat – in dit geval de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het ministerie van Binnenlandse Zaken -, waarin zij verwoordden dat de motivering voor een urgente noodsituatie op asiel ontbreekt. Toch ging het kabinet hiermee door en daarmee 180 graden de andere kant op. Aan de ene kant heel transparant, we weten als kiezer vrij aardig hoe het besluit tot stand is gekomen, maar we weten ook dat de bestuurder in kwestie het ambtelijke advies dus naast zich neer heeft gelegd. En hoewel we dit nu nog niet weten, vraag ik me af; zou dit geheel dan nu een positief effect hebben op het vertrouwen in onze overheid, vanwege de transparante manier van werken? Of toch een meer averechts effect, zoals het artikel van de Vries beschreef? En ten opzichte van wie zou het vertrouwen dan toe-/of afnemen? Het ambtelijke apparaat, het ministerie, de minister, het kabinet? Tijd gaat het ons leren, interessant wordt het sowieso...